Het huis werd in 1842 gebouwd door de papierfabrikant L.
Dijkgraaf. Ook de dames Daendels hebben deze villa,
die van bouwer De Sitter de
naam "Huize Bloemwijk" had gekregen, in hun bezit gehad.
In 1907 dienden de dames een aanvraag in tot verbouwing van het pand. Het plan
voor die verbouwing werd gemaakt
door de zeer bekende archtect J.A. Wijn.
Dat
was in de glorietijd van de Jugendstil (1890-1910),
wat heel goed te zien is
aan het prachtige grote glas in lood raam in het trappenhuis aan de kant van de
Kweekweg
en ook in de bovenlichten van de serre rechts van het huis.
Bij dit huis was een groot stuk grond. F. de Sitter had er een grote kwekerij,
welke later ook nog het bezit is geweest
van de heer Hagenvoorde.
Deze kwekerij was niet de enige in de buurt. Schuin aan
de overkant had één van de
kinderen van burgemeester Bas Backer ook een kwekerij.
Naast Huize Bloemwijk
stond villa Rozenheuvel,
het grote witte huis op nummer 22 waar nu de van Bruggen adviesgroep in huist.
Deze villa werd bewoond door de dames van Daendels: Constance, geboren in
Semarang in 1839
en Julia die in 1849 in Hattem het levenslicht zag.
In 1890 deed de Vereniging tot Veraangenaming van het Verblijf (VVV) aan de
gemeente een suggestie tot het benoemen
van enkele wegen in dit gebied.
Zij stelden voor de kwekerij van de Sitter tot
het huis van de heer van der Poel de naam
Kweekweg te geven.
In dezelfde brief stelden ze voor de weg van het huis van de
heer van de Broiek aan de Zwolscheweg
(nu Koninginnelaan) achter de kwekerij van de Sitter langs tot aan de spoorbaan
(bij Het loo aan de huidige zwolseweg)
de naam Looscheweg te geven. Deze voorstellen zijn op 11 juli 1890 door de
gemeenteraad overgenomen.
Er ontstond ook een weg die van de Kweekweg naar de Looscheweg liep. In 1895
werd die weg door de gemeente
overgenomen en kreeg toen de naam Rozenlaan. In 1899 kreeg de Wilhelminaweg zijn
naam.
Daendelsweg
De dames Daendels hadden inmiddels over het terrein van de Villa
Rozenheuvel een grintweg aangelegd van de Loolaan
naar de Zwolscheweg.
Aan die weg waren toen vier percelen bebouwd. Zij wilden de
gemeente deze weg kado doen
en zij richtten zich daarom in 1897 met een 'adres'
tot de gemeenteraad.
De gemeenteraad nam in de vergadering van 9 april 1897 het
navolgende besluit:
"van de mejuffrouwen C en J Daendels als schenking te
aanvaarden de door haar over haar terrein genaamd
Rozenheuvel aangelegde
grintweg, lopende van de Loolaan naar de Zwolscheweg".
Maar de Raad ging kennelijk toch niet over één nacht ijs, zij verbond de
volgende voorwaarden aan het accepteren
van de schenking:
"1. Dat de weg, waaraan den bestemming van openbaren
weg gegeven zal
worden, zal vertlicht worden door 2 gaslantaarns;
2. dat de weg
in goeden staat naar genoegen van burgemeester en wethouders
wordt overgedragen;
3. dat bij de overdracht aan dien weg voor rekening van de adressanten wordt
geleverd 25 kubieke meter onderhoudsgrint;
4. dat door adressanten wordt vergoed
de helft der kosten van de gasleiding en
5. dat de kosten voor overdracht
vallende ten hare laste komen".
Ja ja, je kunt wel iets aan de gemeenschap willen schenken,
maar dan mag het je ook best wat kosten.
Enfin, de weg werd overgenomen en kreeg
later de naam Daendelsweg.
Vievertjen
Op de vijver in de tuin van de villa Rozenheuvel is later de
villa gebouwd die de daaraan herinnerende naam 't Vievertjen kreeg.
In de kelder
van dat huis wordt niet het plafond gestut, maar de vloer. Door de waterdruk had
die vloer de neiging omhoog te komen.
Bloemwijklaan-Tulpenlaan
In 1912 is de weg die loopt van de Zwolscheweg naar de
Looscheweg, bij de dames De Bruin, de naam Tulpenlaan gegeven.
De kwekerij is
kennelijk in die tijd verdwenen, want in 1915 werd "de weg die loopt
van de Wilhelminaweg over de
voormalige kwekerij van de heer Hagenvoorde" de
naam gegeven van Bloemwijklaan.
De naam van de villa Bloemwijk ging (helaas) verloren.
De dames Daendels hebben de villa Bloemwijk,
Loolaan 24 naast Rozenheuvel, in hun bezit gehad. In 1907 dienden zij
een aanvraag tot verbouwing van dat pand in. Het plan voor deze
verbouwing werd gemaakt door de Apeldoornse architect J. A. Wijn. Het
was toen de glorietijd van de Jugendstil of Art Nouveau. Dat is goed
te zien aan het prachtige grote glas-in-lood raam in het trappenhuis
aan de kant van de Kweekweg en in de bovenlichten van de serre rechts
van het huis.
De Familie Bleeker
Omstreeks 1904 kwam de weduwe Bleeker-Kobus met
twee zeer jonge kinderen uit Kampen naar Apeldoorn. In Kampen was haar
man directeur van een soort pension voor leerlingen van het gymnasium.
Zij was daar directrice van het ziekenhuis. Toen haar man vrij
onverwacht overleed wilde ze daar uit Kampen weg. Mevr. Bleeker vond
toen hier in Apeldoorn een betrekking als inwonend directrice van het
sanatorium voor geesteszieken van Dr. Abbink Spaink aan de Loolaan.
(Die "Hygiënische Inrichting" was in 1891 nog gevestingd in de villa
op de hoek van de Heuvellaan. De villa Boschrust op Loolaan 59werd pas
een paar jaar later aangekocht).
Mevr. Bleeker vond het wonen
tussen de patiënten voor haar kinderen op den duur toch minder
geslaagd. Daarom ging ze daar in 1908 weg. Zij kocht de villa op
Loolaan 24.
Pension
In dit huis begon zij een pension voor 'de
betere klasse', zoals bijvoorbeeld de wed. van Lennep-Ross, de wed.
van den Broek-Erkelens Cooke, de wed. van Limburg Stirum - Sandberg
tot Essenburg, maar ook Jhr August Dirk Bas Backer. Deze
burgemeesterszoon was in 1869 in Apeldoorn geboren. Hij was in 1902
naar Rotterdam vertrokken en kwam op 2 augustus 1908 terug naar
Apeldoorn, waar hij meteen in pension ging bij mevr. Bleeker. Op 21
juli 1925 overleed deze 56-jarige naar men fluisterde homosexuele
vrijgezel.
Het pension was dus een succes. Maar de weduwe
Bleeker-Kobus kon niet met geld omgaan. Op zondagen gaf zij
bijvoorbeeld haar pension-gasten een taart in plaats van gebakjes,
waarmee die pensiongasten dan op hun beurt hun eigen gasten weer
verwenden. De twee kinderen Coba en Jaap zijn waarschijnlijk door hun
moeder verwend. Ze leerden in ieder geval niet met geld om te gaan,
wat later nog nare gevolgen zou hebben.
Spaarbank
Zoon Jaap,
geboren in 1903, heeft van 1922 tot 1926 gewerkt op de secretarie in
Gorssel en Abcoude. Vanaf 1926 werkte hij in Apeldoorn bij de
Spaarbank, hoek Deventerstraat - Regentesselaan. De heer Janssen was
daar directeur. Hij had veel met Jaap op.
Jacoba, geboren 1901,
was thuis. Zij hielp haar moeder met het werk en verzorgde later ook
haar moeder. Deze overleed in 1938.
Jacoba Bleeker, of liever
'juffrouw Bleeker' zoals alle oudere Apeldoorners haar nog steeds
noemen, bleef pensiongasten houden. Daarnaast zorgde ze ook voor haar
broer Jaap, op wie zij bijzonder was gesteld. Om te voorkomen dat ze
hem zou kwijtraken hield zij geschikte huwelijkskandidates uit zijn
buurt.
Oorlog
Jaap was in militaire dienst opgeleid tot
reserve-officier bij de artillerie en bij het uitbreken van de oorlog
was hij reserve-kapitein. Na de capitulatie kwam Jaap in Apeldoorn
terug in zijn oude baan op de bank. Over de moeilijke oorlogsjaren
schreef Jacoba Bleeker later het boek "De stem van het Hart", dat een
goed inzicht geeft in het leven tijdens de bezetting. Het boek is
helaas niet in de bibliotheek voorhanden. De in dat boek beschreven
gebeurtenissen zijn waar gebeurd, alleen de namen zijn veranderd.
Omdat het boek bestemd was voor het oudere meisje is er op verzoek van
de uitgever nog wel een verzonnen liefdeshistorie in verwerkt.
Verzet
Jaap Bleeker zat al heel vroeg in het verzet.
Vooral nadat enkele leidende figuren van de ondergrondse waren
opgepakt kreeg hij daarin een belangrijke functie. Er werd door de
Duitsers op hem gejaagd. Eenmaal, tijdens de beruchte razzia in
oktober 1944, heeft hij meer dan een dag opgevouwen gezeten in een
geheime bergplaats, een gemetseld kastje dat als een soort kluis
dienst deed. Toen het gevaar geweken was kon hij er niet meer zelf
uitkomen en het duurde even voor hij weer soepel kon bewegen. De rest
van de oorlogstijd zat hij elders in Apeldoorn ondergedoken.
Wraak
Omdat ze Jaap niet te pakken konden krijgen werd
het huis gevorderd en verbeurd verklaard. Juffrouw Bleeker vond toen
onderdak bij de buren, de twee pensiongasten elders in Apeldoorn.
De villa werd door de Duitsers in gebruik genomen en nogal ruw
behandeld. Bij de bevrijding was het huis een chaos. De inboedel was
geruïneerd, in de tussenmuur van de woonkamers waren gaten gehakt om
films te kunnen vertonen.
Na de oorlog ging Jaap Bleeker als
vrijwilliger naar Indië en hij ging toen ook over in beroepsdienst. In
1958 werd hij ernstig ziek en hij overleed, 54 jaar oud.
Jacoba (juffrouw) Bleeker
Zijn zuster ging nu erg moeilijke tijden tegemoet.
Zij kreeg geen pensioen, en er was verder ook niets voor haar
geregeld. Jaap had gedacht dat dit niet nodig was omdat zijn zus
boeken schreef: "De Stem van het Hart"; "Vikinglanden"; "De
Ravenhorst" en "Bart". Dat laatste boek is nog gebruikt op scholen in
België en leverde daardoor een beetje geld op. Maar de hoop van Jaap
dat die schrijverij zijn zuster een inkomen op zou leveren bleek
ijdel.
Antiek
Jaap had al zijn geld in zijn hobby gestoken,
antiek. Hij was van plan later, als hij met pensioen was, een
antiekmuseum te stichten. Het hele huis stond volgepropt met antieke
voorwerpen zoals muziekinstrumenten, schilderijen, meubels en ander
spul.
Juffrouw Bleeker erfde dus alleen het huis en van haar broer
al dat antiek. Er moesten natuurlijk successierechten worden betaald.
Omdat ze nooit geleerd had met geld om te gaan nam ze nu ook nog
verkeerde beslissingen, waardoor haar financiële positie steeds
slechter werd.
Zij probeerde ook nog de wens van haar broer om een
museum te stichten uitgevoerd te krijgen. Zij bood het antiek aan de
gemeente aan. Die zou dan voor een gebouw moeten zorgen. Burgemeester
des Tombe heeft het nog wel bekeken, maar het plan ging om financiële
redenen niet door.
Het antiek is later successievelijk verkocht.
Jacoba werd armer en ouder. Zij vereenzaamde, werd ook wat 'bijzonder'
en zij trok zich met haar honden meer en meer terug. Huis en tuin en
zijzelf verkommerden.
Juffrouw Bleeker wilde de villa op Loolaan
24 behouden, het huis waar zij zoveel had meegemaakt. Voor onderhoud
had ze echter geen geld, het huis en de tuin verpieterden.
Voor
zichzelf had ze erg weinig nodig, voor kleren gaf ze bijna niets uit.
Van haar armoedje verzorgde ze ook haar honden, het voer daarvoor
haalde ze altijd bij Dalenoord aan de Koninginnelaan. Ook het
onderhoud van de tuin werd te veel voor haar en het gras in de
voortuin groeide tot ongekende hoogte. Op een keer vroeg zij daarom
Dalenoord of die geen grasmaaier voor haar te leen had. Die zei: "Ik
heb een hele goeie grasmachine voor u, die kom ik vanavond wel even
brengen".
De Ganzen.
Die avond ging Dalenoord met onder elke arm een
gans naar Loolaan 24. Hij kreeg toen de politie nog achter zich aan
omdat die dacht dat hij de ganzen gestolen had. Dalenoord zette de
ganzen bij juffrouw Bleeker over het hek. De volgende dag belde juffr.
Bleeker hem op om te zeggen dat zij die grasmachine niet meer nodig
had. De ganzen hadden hun werk goed gedaan.
Als het koud was had
juffrouw Bleeker in de tuin meestal een oude lange officiersjas van
haar overleden broer aan. In de zakken daarvan had ze altijd wat voer
voor de ganzen. Op haar hoofd droeg ze een bovenmaatse baret.
Naarmate ze ouder werd kromp ze ook wat in elkaar en ging zij krom
lopen. Op den duur kon zij niet meer voor zichzelf, het huis en de
tuin zorgen. In 1982 is zij toen naar De Berghorst gegaan, waar ze in
1987 overleed.
Het huis kwam daarna in verschillende handen, maar
het bleef verwaarloosd.
Redding
Evert van Woudenberg, zoon van een kolenhandelaar
aan de Loseweg, heeft sentimentele herinneringen aan dit huis en aan
juffrouw Bleeker. Als kind kwam de kleine Evert vaak langs het huis en
hij kende iuffr. Bleeker wel. Op een bepaalde zondag kwam hij uit de
kerk weer langs het huis. Juffr. Bleeker, die in de tuin was, gaf hem
toen een doosje met een groot ei van een gans en een krieleitje.
Dat is hij nooit vergeten. Toen het huis er later zo verwaarloosd bij
stond en hij in staat was het te kopen greep hij die kans met beide
handen aan. Hij heeft het pand in fasen gerestaureerd. Zodoende is
gelukkig voor Apeldoorn een waardevol cultureel monument behouden.
Maar dat niet alleen.
Tineke Willemse-Steen.
Om de gedachte aan juffrouw Bleeker levend te
houden wilde van Woudenberg in de voortuin een fontein met een beeld
van haar en haar ganzen.

Jacoba Bleeker, het "Ganzenvrouwtje".
Hij wilde die beeldengroep laten maken door de
Apeldoornse beeld-houwster Tineke Willemse-Steen, een nazaat van de
beroemde schilder Jan Steen. Zij durfde het eerst niet aan juffr.
Bleeker uit te beelden, omdat ze eigenlijk alleen beelden van kinderen
en dieren maakt. De ganzen wilde ze wel maken. Later, toen zij een
beter idee van haar onderwerp had gekregen, heeft zij de opdracht toch
aanvaard.
Mensen die juffrouw Bleeker in haar laatste jaren aan de
Loolaan heb-ben gekend zeggen dat zij door de kunstenares heel
treffend is uitgebeeld. Die luisterrijke particuliere beeldengroep
voor een van de mooiste huizen van Apeldoorn is nu een van de
aantrekkelijkste kunstwerken in onze mooie stad.
Eind 1990 werd de
groep onthuld. Niet officieel, de gemeente had geen belangstelling, en
van Woudenberg zat net met de Koeweitse problemen. De beeldhouwster
heeft toen zelf met behulp van de fotograaf en via een paar stoelen in
het water het dekkleed er af getrokken!